(uit de hele oude doos) wie is de bob?

De plannen zijn gemaakt en we gaan op stap. M’n maatje weet dat het in Antwerpen heel gezellig moet zijn, en wel omdat weer een maatje van hem daar al een tijdje een cafe heeft en als ik zijn verhalen moet geloven hangen ze daar met armen en benen uit de ramen, zo druk moet het zijn. Dat moet een superavondje worden  en zo rijden we, in mijn busje, naar onze zuiderburen, die zeer waarschijnlijk helemaal niet op ons zitten te wachten.

Normaal gezien ga ik bijna altijd alleen op stap, en als ik dan een overmaat aan drank heb genuttigd slaap ik altijd in m’n busje, wordt vervolgens tegen de middag dood versleten en gebroken wakker, rij op het gemakje naar huis en slaap verder in mijn bedje. Op die manier wordt je op straat eerder als vroege arbeider gezien dan een nachtelijke dronkenlap. Goed systeem en bijna geen risico.

Op de weg naar het walhalla van die avond spreken we af dat ik heen rij en m’n maatje terug. Dat heb ik maar eens goed geregeld denk ik nog, licht twijfelend of het alemaal wel goed zal komen. We komen aan bij  de bewuste kroeg en er is nog bijna niemand. Ergens achterin staan 3 mannen drinkend te kletsen en we schuiven vooraan aan de bar. Terwijl we een biertje nuttiogen roept er ineens iemand m’n naam en ik kijk om. De mannen binnen blijken van dezelfde woonplaats afkomstig als ik en we kletsen lekker bij. De bareigenaar/vriend van mijn maatje is er inmiddels ook maar bij komen staan bij gebrek aan klandizie en we praten honderuit en drinken er nog meer. Op een gegeven moment zie ik m’n maatje ook aan het bier en denk nog, ach, twee mag en we zetten de avond voort. Een is er aan het zingen, een ander loopt met een masker op te dansen en weer een andere valt wat losgelaten overdedatum dames lastig. Ikzelf zwalk zoals gewoonlijk een beetje van de ene naar de andere kant van het etablissement en zo verzuipen we onze avond. Natuurlijk is het een keer genoeg en we besluiten afscheid te nemen van onze drinkebroeders en vinden na te veel gelopen meters de bus terug. Ik kijk m’n maatje aan en  bedenk me dat ik wellicht nog wel nuchterder ben dan de bob van de avond, waardoor ik besluit dan zelf de bus maar in de waagschaal te stellen. Slapen in de bus ging dit keer niet op omdat de laadruimte volzet, zoals dat daar zo mooi heet, en  was en de cabine heel duidelijk te klein voor twee mannen van de heterogemeente. Heel dom maar toch besluit ik dan het risico maar voor 1 keer te nemen en naar huis te rijden.

Ik start de bus en begin aan de weg naar huis, maar deze wordt na 300 meter al ruw verstoord door een politiewagen met sirene en zwaailicht, zoals het hoort. De wagen stopt naast me en ik doe mijn raamphje open.

“U heeft uw gordel niet om”zegt de damesagent opgewonden en probeert me streng aan te kijken. “Nee klopt” zeg ik, volgens mij, zelfverzekerd, dat doe ik altijd onder het rijden en die daad moest ik dus nog verrichtten. “jaja”zegt ze wantrouwend en vraagt me om de autopapieren en rijbewijs. Ik leg haar netjes uit dat ik mijn benodigde papieren niet bij heb uit angst voor diefstal, dat ik dat al vaker aan de hand heb gehad, alles opnieuw aan moest vragen, de bijkomende kosten..bla bla bla bla. Dat verhaal kende ze al en ik bied haar aan het rijbewijs eens te bekijken van mijn medepassagier die ik haar kant uit werp, waar ze natuurlijk niets aan heeft omdat hij naast me zit. “Maar hij heeft het wel bij” probeer ik nog wanhopig , maar dat plan wordt vakkundig afgewimpeld. “Jullie hebben wel gedronken denk ik”zegt het vrouwtje, waarop ik antwoord dat we dan ook behoorlijke dorst hadden, dus reden genoeg. Ook op die reactie zat ze blijkbaar niet te wachten en loopt naar haar collega, overlegt een paar minuten en staat weer aan mijn raam. “U mag niet meer naar huis rijden” zegt ze vastbesloten waarop ik vraag hoe ik dan naar huis moet. Uiteraard heeft ze daar ook weer geen boodschap aan en zegt me dan ook dat ik de bus maar ergens aan de kant moet zetten en ter plekke een paar uurtjes moeten slapen. “maar niet meer rijden hoor” herhaalt ze, voegt zich bij haar collega en rijden weg.

Verstomd kijk ik m’n maatje aan en we beginnen te lachen. “gebeurde dat nou echt” vraag ik hem nog , de hele situatie nog niet beseffend. Ik zet de bus iets verder in de straat aan de kant en we hangen wat achterover in onze stoelen. Verveeld staren we wat naar buiten en langzaam maar zeker worden we het allebei toch wel een beetje beu. Aangezien ik toch al niet zo’n kampeerder ben besluit ik dan toch maar weer het risico te nemen en alsnog naar huis te rijden.

Natuurlijk hebben we allemaal wel eens met een slokje op naar huis gereden en dit was in een tijd dat het , zeker niet goed, maar wel minder erg leek en de controles ook een stuk minder waren. Dat risico neem ik dus nu nooit meer , met heel veel respect voor mijn gezin en dat van mijn medemensen.

We rijden weg en nabij Metropolis komt er ineens een politiewagen, met sirene en lichten, naast me rijden en ik schrik me wezenloos. Ik kijk mijn nog net wakkere maat aan en we denken hetzelfde, wij komen vannacht dus in ieder geval niet thuis, dat is zeker. Ik zet snel mijn bus aan de kant en besluit maar snel uit te stappen omdat ik natuurlijk weer mijn gordel niet aan had, en loop rustig naar de ook gestopte politieauto. Pas als ik de bewuste auto op twee meter genaderd ben zie ik dat er twee agenten in zitten en dus geen politievrouw. Hij kijkt me wat vreemd aan en draait zijn raampje naar beneden. Even weet ik het niet meer hij kijkt me heel erg vragend aan en zegt “allee, wad iest?”. Er flitst door mijn hoofd dat ze mij helemaal niet moeten hebben en ik stamel dat ik naar Nederland moet. “je, en dan?” vraagt hij me weer en ik zoek half bewusteloos naar woorden. Ik besluit niet dichterbij zijn raam te komen in verband met eventuele dranklucht en ik vraag hem vriendelijk wat dan wel de kortste weg zou kunnen zijn. “Ja, das ier naor links en dan alsmaar den weg volgen, dan ziedu vanzelf de bordjes meneer”  Opgelucht maar met stomheid geslagen loop ik zo recht mogelijk naar de bus terug en we vervolgen onze weg naar huis.

Heel hard hebben we nog gelachen onderweg en besloten bij een eventuele derde aanhouding ons maar helemaal vrijwillig, zonder enige tegenstibbeling, handentegendewagenbenenwijd over te geven aan de sterke arm der wet. Dan zal het zo moeten zijn.

Dat gebeurt gelukkig niet en eenmaal thuis stap ik uit, doe mijn deur op slot en loop naar de voordeur. Net voor ik de sleutel in het gat steek  kijk ik naar de heldere hemel en zeg zachtjes, “bedankt….enne boodschap begrepen”