Schildervrouwtje

Het is negen uur als ik aankom bij een zorgcentrum om wat ramen dicht te plakken. Bij de receptie moet ik wachten omdat de man, terzake kundig en van alles op de hoogte, nog aan de koffie zit en me zo naar de juiste lokatie zal brengen. Van een heel vriendelijke receptiedame krijg ik een “bakkie” zoals ze dat daar noemen, en wacht geduldig op de “plaatswijsman.”

Er komt een oud dametje aangereden met haar volautomatische scootmobiel en stopt naast me. Ze kijkt eerst naar buiten, waar mijn beletterde auto staat, en dan naar mij. “Zo, dus u bent de reclameman?” vraagt ze lief. “Dat heeft u snel gezien”, merk ik op en kijk haar aan in haar tranige blauwe oogjes. Haar handen trillen evenals haar stem. “Dan bent u heel creatief zeker”?, vraagt ze me en ik antwoord bevestigend. Ik leg haar uit dat het op zich allemaal wel te leren is wat ik doe, als je niet heel erg onhandig bent. “Ik schilder” zegt ze trots. Ik ga mee in haar verhaal en vraag haar of het portretten zijn of misschien landschappen. “Nee geen portretten hoor” zegt ze bijna minachtend, alleen landschappen.  Ik geef aan dat ik dat knap vind omdat dat een talent is wat je niet zomaar leren kan, en ze is het roerend met me eens. “Ik reis heel Europa door met mijn schilderijen” zegt ze nog trotser als daarnet. “Ik exposeer overal.”   Ik vraag haar of ze al veel schilderijen heeft en ze zegt dat ze gewoon niet weet welke ze in haar huisje op moet hangen. “Ik wissel ze thuis wel eens hoor, dan zie je weer eens wat anders he.”  Ik zeg dat ik dat volledig begrijp en vraag haar of ze misschien wel eens wat verkoopt, omdat je op een gegeven moment wel heel veel schilderijen hebt.  “Nee hoor”zegt ze bedroefd, “ze kopen niks”  Ik geef haar de tip dat ze misschien een prijsje op het schilderij moet plakken, waardoor de verkoop wellicht zal stijgen. “Das wel een heel goed idee” zegt het vrouwtje blij en ik zie haar opleven. “zit u hier al lang mevrouw”vraag ik geinteresseerd. “Nee hoor, ik ga binnenkort naar huis”, zegt ze en ik zie haar denken. “Ze zijn al een tijdje met mijn oprit bezig, want er zit een rand waardoor ik niet met mijn rolstoel naar binnen kan.”  Ik zeg haar dat dat een mooi vooruitzicht is en vraag haar nog eens hoelang ze hier al woont. “Bijna negen maanden” zegt ze blij. Als ze even niet kijkt kijk ik naar de receptie dame die het relaas gevolgd heeft. “Ze heeft geen huis met oprit zeker”? vraag ik zacht. “Nee” zegt de dame, “helaas niet”