Pijn

’T Is zondagavond en ik heb de kids beloofd te gaan steengrillen, oftewel “vleesjesbakken”. Stokbrood met kruidenboter, appelmoes, kipfilet en natuurlijk hamburgertjes, meer hoeft het eigenlijk niet te zijn. Sla is vooral smerig, evenals pindasaus of iedere andere saus. Ook ik doe erg mijn best en eet dan toch altijd wel net iets meer dan in een normale situatie, veel meer zelfs. Met een , dus ook, meer dan voldaan gevoel gaan we naar bed en om twee uur word ik wakker. Heb dat wel eens meer maar ben dan evengoed zo weer in dromenland, wat deze keer niet meer lukte. Ik word wakker van de pijn, een hevige pijn mag ik wel zeggen. Een soort van kramp in mijn onderbuik en een vreselijk stekende pijn in mijn rug. Het eerste wat in me opkomt is het vlees. Misschien een hamburger, in mijn vraatzucht, iets te snel van de bakplaat gehaald en vervolgens een bacterie binnen gesmokkeld, wat kan het anders zijn? Ik moet er haast van overgeven, zo’n pijn doet het en ik ga naast de wc zitten. Als er uiteindelijk niks komt neem ik plaats op de bril en ook dat blijkt doelloos te zijn. De pijn wordt heviger en ik probeer op bed een houding te vinden die me wat ontlast, maar dat lukt me helaas niet. Ik besluit ten einde raad het bad vol te laten lopen, zo heet mogelijk, en dat verlucht heel even en niet zo veel. Ik heb nog een paar aspirines liggen en geheel tegen mijn wil neem ik er twee. De pijn gaat wat liggen en zo ook ik. Ik denk dat ik na een uurtje weer wakker word en loop wat rond in het huis. Geen enkele houding geeft me een beetje rust en ik voel me een beetje als een zwangere vrouw die haar weeën niet weggepuft krijgt. Uiteraard weet ik niet of het pijngehalte er enigszins een beetje mee te vergelijken is maar een overeenkomst is wel dat het niet weg te wrijven, puffen of slikken is. Met een constante overdosis aan pijnstillers kom ik de dag door met hier en daar een uurtje slaap. Ik besluit het nog even aan te zien in de hoop dat het minderen zal en ga vervolgens de volgende dag weer aan het werk. Ik zweet me kapot van de koorts en een paar Finimalletjes trekken me de dag door. Ik kom vanavond thuis en ben helemaal kapot. Kapot van de pijn en het weinige slapen van de afgelopen twee dagen. En hoezeer ik ook hoop dat het wel minderen zal wordt het alleen maar erger en na 20 verschillende standjes in de bank, bed en bad, zonder partner nog wel, besluit ik op aanraden van mijn bezorgde buurman maar naar de huisartsenpost te gaan, dit kan toch ook niet zo. Onderweg erheen denk ik aan alles, niet omdat ik een doemdenker ben, maar had de avond ervoor naar een programma gekeken van Anita Witzier, over het verlies van een vader of moeder en wat dat met het gezin doet, en dacht aan mijn kinderen. Vervolgens schoot het door mijn hoofd dat er laatst iemand een acute blindedarmontsteking en daar ook veel pijn van had gehad. De dienstdoende arts laat me in een potje plassen en laat me nog heel even wachten terwijl hij proeft of het niet te zuur is. Hij kijkt niet ongerust als ik twijfelend binnenstap maar ziet wel mijn angst.
“u bent er nog wel even hoor” zegt hij lachend, bijna alles is goed.

Nooit gedacht dat ik blij zou kunnen zijn met een niersteen…