Ben onderweg naar mijn moeder in Belgie als ik door vier agenten tot stoppen wordt gemaand. Ik zie het aankomen maar weet dat ik niks hoef te vrezen. Snelheid is goed, heb alles bij en geen druppel op. Laat maar komen dus. Trots kijkend laat ik mijn raampje zakken terwijl ik mijn handschoenenvakje al opengemaakt heb. “Heeft u gedronken meneer?” , vraagt de man me netjes. “Nou, ja” zeg ik, stevig in mijn rol. “Ik heb gehoord dat je makkelijk een tijdje zonder eten kan, maar drinken moet je blijven doen”, geef ik de man belerend mee en blijf serieus kijken. “Ja meneer, dat bedoel ik niet, alcohol. Heeft u alcohol op?”. “Oh, nee. Dat niet, helemaal niks eigenlijk”. Ik zie dat de man weg wil lopen dus reageer snel. “Hier!, Hier zijn mijn papieren”, en steek mijn hand door het raampje. De man kijkt even om en loopt dan door. Wat hij denkt kan ik wel raden. Ik bedenk me dat als ik netjes blijf, hij me nooit zal kunnen bekeuren voor zeuren dus hou vol. Hij komt terug met een “blaastestding” en net als hij me uit wil gaan leggen wat ik moet doen onderbreek ik hem. “Wil je mijn papieren niet zien?”. “Nee”, zegt de man, een beetje van zijn stuk aan het gaan, “U moet even een blaastest doen”. Terwijl hij een steriel dopje verwijdert van het apparaat zie ik mijn kans. “Ik had mijn gordel aan hoor, voor ik jullie zag al”. Aan zijn gezicht zie ik dat ik hem verveel. Hij geeft me de blaastest en geeft aan dat ik moet blijven blazen tot hij stop zegt. “tot u wat zegt?”, vraag ik hem beleefd. “Tot ik stop zeg”, zegt hij weer, nu iets luider. “Dus dan hoef ik niet meer te blazen?”, vraag ik weer. “Als ik stop zeg moet u stoppen!”, beveelt hij me. Ik blaas en stop op zijn teken. “Het kan twee kanten op”, legt de man me uit. Er ligt wat op mijn lippen maar zeg maar even niet wat ik denk en knik gehoorzaam. “De uitslag is positief”, zegt oom agent. “Dus ik mag niet meer rijden?”, vraag ik hem, beter wetend. “Nee, het is positief voor u, dus geen alcohol”, zegt hij zuchtend. Hij staat even roerloos naar het displaytje te kijken als ik vraag of hij misschien het profiel van mijn banden wil controleren. “Nu we er toch zijn”, zeg ik nog. Dat blijkt niet nodig. Hij wil gewoon van me af maar ik heb alles bij en in orde, en dat moet ie weten ook! Ik heb intussen mijn rijbewijs in mijn hand en als hij me weg komt sturen ga ik met mijn hand naar buiten. Hij begrijpt niet wat ik wil en steekt zijn hand uit. “Hier, m’n rijbewijs”, zeg ik, nog steeds vriendelijk. Hij kijkt er 1 nanoseconde naar en geeft het terug. “Meneer, het is goed zo”, zegt hij en ik zie dat zijn “boilingpoint” zo’n beetje bereikt is. Tijd om te gaan, denk ik en zet mijn richtingaanwijzer aan. Terwijl ik de weg op draai en vlak langs de agent rij steek ik mijn hoofd nog even naar buiten. Hij kijkt me aan en ik zeg, “ik ga naar mijn moeder”, en rij weg.
Wegrijdend kijk ik nog even in mijn spiegeltje en zie de man, schuddend met zijn hoofd, terug naar zijn wagen lopen.
De volgende keer mag ik gewoon doorrijden denk ik…