Ze staat te stuiteren in mijn keuken. “We moeten zo weg pap en ik ben al omgekleed!”. Sterre moet naar HipHop. “Ik heb iets blauws aan en een witte broek, zou dat mogen?”. Ze moest eigenlijk iets blauws en iets zwarts aan in aanloop van de uitvoering van aanstaande zondag.
“Zou Volkan dat erg vinden, een witte broek?”, vraagt ze onzeker. “Ik denk het niet hoor lieverd, het is nog maar een repetitie he”, stel ik haar gerust en ongeduldig pikt ze nog wat frietjes van mijn bord.
“Gaan we nou pap, straks zijn we nog te laat” zegt ze terwijl ze aan mijn arm trekt. Met een kroket in mijn hand sleept ze me naar buiten.
Het is altijd mega druk bij Volkan. Volkan is uitbundig. Altijd, en ieder moment in beweging. Zelfs zijn gezicht danst mee.
Het is een volbloed die moet bewegen, dansen en praten. Onvermoeibaar pakt hij de aandacht van de grote groep “So you think you can dance girls” en laat dat niet meer los. Gebiologeerd staren de danseressen naar Volkan als hij iets vertelt of uitlegt. Volkan is hun “God of Dance”.
Hij geeft de kinderen de moed om, onervaren als de meesten nog zijn, gewoon in de kring te stappen en helemaal alleen een vrije oefening te doen. Dat is een kracht, een talent. Hij leert ze niet alleen het dansen maar leert ze ook zichzelf te zijn. De bewegingen te laten maken die ze in hun hoofd hebben zonder schroom of angst. Het hoort misschien wel een beetje bij de opvoeding.
Mijn dochter vaart er wel bij en wil nu alleen nog maar dansen, altijd en overal.
Als we na afloop bij de Mac een ijsje eten staat er een, voor Sterre, lekker dansnummer op. We zijn boven en het zit ramvol met jeugd en ouderen.
“Hee pap, das een vet nummer. Zal ik even dansen?”
“Wacht maar even schatje, we zijn zo thuis” adviseer ik rondkijkend.
Eenmaal thuis bedenk ik me dat ik haar gewoon haar gang had moeten laten gaan.
“Knap Volkan, bedankt”