DuoColumn met Olav Baltussen ‘De Kast’

Ik ken Olav Baltussen al een paar jaar. Zijn eveneens voetballende zoon bracht ons als schreeuwende ouders langs de zijlijnen van de regionale voetbalvelden. Pas heel laat kwam hij, naar mij toe, uit de schrijverskast. Olav blijkt een puike schrijver met verstand van vele zaken. Een heldere opinie of een duidelijke mening. Hij kan het en durft het ook. Sinds kort publiceert hij zijn creaties en bij wijze van proef hebben we een duocolumn gemaakt. Een onderwerp gekozen en schrijven maar. Bij elkaar gevoegd brengt dat het onderstaande contrast.

Mijn kast
Nietszeggend en lelijk. Te nieuw voor antiek en te oud om indruk te maken op de visite. Ik heb hem al 4 keer weggegeven maar niemand komt ‘m halen. De laatste keer wilde mijn buurvrouw hem graag. Haar man wist haar er tactisch, en tegen mijn zin, vanaf te praten. Eigenlijk mag ik ‘m niet wegdoen. Het alom bekende gegeven paard mag je nooit tegen zijn reet schoppen tenslotte. Van de zomer had ik ‘m bijna gehalveerd. Ik zou de onderkant laten staan, wit schilderen en andere knoppen er op schroeven. Gewoon met grondverf natuurlijk.
Zoals vele van mijn prachtige plannen stierf ook deze een vroegtijdige dood. Hij wordt eigenlijk niet gebruikt. Alle kasten en laden zitten vol maar als ik een miljoen zou krijgen als ik de inhoud op kon sommen kon die man met zijn geldkoffer gewoon onverrichterzake terug naar huis. Met het geld. Wat er in zit heb ik dus zeer waarschijnlijk ook helemaal niet nodig. De drie laden, net onder het blad zitten vol met klein materiaal wat ik er zo nu en dan met vlakke hand vanaf het blad inschuif. Opgeruimd.
Eén keer heb ik de grenen ellende verplaatst naar de overkant van de eetkamer. Netjes op een deken gezet en schuiven maar. Overal waar ik hem probeerde te stallen stond hij of voor een verwarmingsplaat, of voor een cruciale stekkerdoos in de muur. Toen hij uiteindelijk terug op zijn oude plaats stond keek ik hem aan. Hij lachte me uit. Hij weet dat ik de pest aan hem heb maar dat hij mag blijven. Hij kent me.
Sinds afgelopen weekend heb ik weer een nieuw plan met en voor mijn overjaarse vitrinekast. Er zitten drie laden en deuren in. Elk van mijn kinderen krijgt er van ieder een toegewezen en kunnen daar dan hun spulletjes in kwijt. Goed plan en redelijk functioneel denk ik zo. More (13) kijkt me met een even nietszeggende blik, als de kast zelf, aan als ik het heugelijke feit naar buiten breng. ‘Ok’, is het enige dat hij uit kan brengen. Hij kijkt naar de kast en weer naar mij. Hij lacht. ‘Moet de buurvrouw hem echt niet hebben?’
De kast van Olav Baltussen
Dat is schrikken. Totaal niet verwacht. Hij is een man van onbesproken gedrag. Op het eerste gezicht niks “mis” mee . Een grote, gezonde, sterke kerel: een echte kast. Armen waar die van Popeye bij verbleken. Alsof hij zo uit de Coca Cola Light reclame komt gelopen. Hij is een graag geziene gast bij vele verenigingen en horecagelegenheden. Altijd staat hij voor iedereen klaar.
Geheel op eigen kracht heeft hij in zijn ééntje een florerend klussenbedrijf opgebouwd. Achterin de veertig zal hij nu zijn. Getrouwd, vader van twee kinderen. Voor buitenstaanders lijkt het het ideale gezin.
Hij is in de bloei van zijn leven. Gelukkig voor hem schuift de bloei, naarmate je ouder wordt, mee. Aan opdrachten heeft hij geen gebrek. Veel reclame hoeft hij niet te maken. Het gaat van mond tot mond. Kwaliteit, daar staat hij voor.
Niks is hem teveel. Wat zijn ogen zien, bouwt hij. Timmeren, metselen, tegelen, elektriciteit, tuinen aanleggen… hij kan het allemaal. Veel verbouwingen worden complete metamorfoses.
Zijn laatste klus is hem bijna fataal geworden. Een geweldige opdracht op de eerste verdieping van een prachtig landhuis. Een klus bij een knappe dame zo’n vijftien jaar jonger dan hij. De sprankelende jongedame oogde schitterend: diepblauwe ogen, een mooi figuur en haar weelderige blonde lange haren dansten. Alle ingrediënten voor opnieuw een success waren aanwezig.
Niemand had het verwacht. Zo kende je hem niet. De hormonen gierden door zijn lijf. Het werd hem te veel. De knop ging om. Hij kon er niks aan doen… Achter zijn rug om wordt meesmuilend gelachen en geroddeld. De vaak bekrompen denkende dorpsbewoners spreken er schande van. De kast van een kerel is uit de kast gekomen…
In het dorp, waar weinigen ooit gehoord van hebben, spreekt iedereen er schande van. Hoe moet de rest van de wereld over het dorp denken? Hij wordt beschimpt, hij wordt uitgelachen. Hij wordt nog net niet met pek en veren besmeurd om vervolgens op het dorpsplein tentoongesteld te worden.
De man waar niemand het van verwachtte… De kast, jawel de kast… hij is uit de kast gekomen…
… hij had zich opgesloten!