Gelijke munt

Mijn ruimtelijke inschattingsvermogen is meer dan redelijk. De uitstekende spiegels van mijn bus gaan zo nu en dan wel eens rakelings langs een spiegel van een tegenligger. Op een gegeven moment zie je dat gewoon. Of het past of niet. Keeperszicht noemen ze dat. Vandaag zag ik het even niet. Het zal een halve centimeter geweest zijn, maar ik schampte hem toch. De spiegel klapt in. Een dikke Jeep stopt achter me en ik zet mijn wagen aan de kant. Als ik uitgestapt ben zit de man nog in zijn auto. Ik loop naar de kant van de geschonden spiegel en zie dat er een stuk kunststof uit de rubberen rand is geschoten. Terwijl de man uitstapt knijp ik met 1 hand het ding weer in zijn fatsoen. ‘ M’n spiegel kapot’ , zegt de man beteuterd. Ik kijk naar de spiegel en klap hem terug. ‘Zo, weer gemaakt’, zeg ik blij. Ik zie dat hij vindt dat hij schade heeft die verhaald moet worden. Ik wrijf over het uiteinde van de spiegel en er zit zelfs geen krasje op. ‘ Het valt nogal mee denk ik’, geef ik aan en de man zegt niets. Hij wil graag schade. Schade en geld. Hij kijkt en zegt niets. Hij denkt. Ik ben hem voor en zeg dat hij beter even in de auto kan gaan zitten om te kijken of alles nog werkt in de spiegel. Je weet tenslotte nooit. Hij drukt op zijn schakelaartje en alles werkt gewoon. Hij baalt zichtbaar. Geen schade. Geen geld. ‘Heb je een kaartje voor me?’, vraagt hij serieus. ‘ Een kaartje? Waarom? Alles werkt en er is niets beschadigd’, reageer ik licht geïrriteerd. ‘Ja nu wel, maar misschien morgen niet meer’. ‘Als hij het morgen ineens niet meer doet, moet ik toch iemand kunnen bellen?’. ‘Zeker’, zeg ik, en als hij niet meer start, wie ga je dan bellen? De man vindt me raar. Raar dat ik zo doe. Ik pak een visitekaartje en mijn telefoon. Ik maak een paar foto’s van de onbeschadigde spiegel. Daarna een paar van mijn spiegel waar wel een kras op zit. ‘Waarom doe je dat?’, vraagt hij. Ik zeg niks en loop naar zijn raam. ‘Heeft u een kaartje?’, vraag ik met een serieus gezicht, terwijl ik mijn kaartje in mijn hand hou. Ik heb die gegevens nodig als ik aangifte doe. ‘Aangifte?, waarom zou jij aangifte doen?’. ‘U reed op mijn weghelft’, zeg ik met stalen bakkes. Hij kijkt getergd pakt mijn kaartje niet aan. Ik krijg geen kaartje van hem. Terwijl ik naast zijn raam sta doet hij het zwijgend omhoog. Ik zwaai nog maar hij ziet het niet. Denk ik…